Bijna de helft van de jongeren krijgt tegenwoordig een beugel. Nu is ook bij volwassenen de beugel aan een opmars bezig. Zijn al die ingrepen echt medisch noodzakelijk? ‘Bij de helft is het puur cosmetisch en valt het in dezelfde categorie als lippen opspuiten, borstvergrotingen en liposuctie.’

Iedere keer als Milena Babovic (40) naar de tandarts gaat, krijgt ze het te horen: ze heeft een beugel nodig. En niet alleen zij, ook haar man én haar kinderen – behalve de jongste van de drie, die is nog aan het wisselen. Zowel Milena als haar echtgenoot mist een kies rechtsonder, daar zijn ze toevallig allebei mee geboren. Hun kinderen erfden hetzelfde familiekwaaltje. Het gezin ligt er niet van wakker. Dat die ene kies er niet zit, is dat nou zo erg?
Ja, zegt hun tandarts. Hij schetst afschrikwekkende toekomstscenario’s: de omringende kiezen gaan naar elkaar toegroeien en uiteindelijk omvallen, bij hen allemaal. Babovic snapt het niet: ‘Andere tandartsen hebben er nooit iets over gezegd, maar mijn huidige tandarts heeft me vanaf het begin af aan ervan geprobeerd te overtuigen dat ik, mijn man en twee van de drie kinderen een beugel nodig hebben.’ Ze peinst er niet over, zegt ze; haar man overweegt ondertussen wél een beugel voor hemzelf. Het lastigste vindt Milena de druk die er op haar wordt uitgeoefend: ‘Mijn tandarts is deskundig en prettig in de omgang. Maar zo langzamerhand geeft hij me het gevoel dat ik een slechte moeder ben. Daar kan ik steeds slechter tegen.’

‘Positieve uitstraling’
In Nederland krijgen de meeste kinderen een beugel op de leeftijd van 11 of 12 jaar. In Vlaanderen moedigen tandartsen en specialisten een vroege ingreep aan, vaak zelfs al voor de leeftijd van 9 jaar. Wereldwijd zeggen tandartsen en orthodontisten hetzelfde: een beugel kan op latere leeftijd veel ellende voorkomen. Tanden en kiezen die netjes naast elkaar staan, zijn gemakkelijker te poetsen. Dat zorgt voor minder ontstekingen en gaatjes en komt de algemene mondgezondheid ten goede. En: een recht gebit zorgt voor een ‘positieve uitstraling’, een ‘stralende lach’, met als resultaat: meer zelfvertrouwen.
Tandartsen en orthodontisten zien graag een ‘ideale beet’, waarbij de tanden en kiezen van de boven- en onderkaak als een ritssluiting in elkaar grijpen, een erfenis van de Amerikaanse tandarts Edward H. Angle. Hij bedenkt in 1898 dat de natuur het zo bedoeld heeft: voor een goede mondgezondheid horen tanden netjes op een rijtje te groeien. Een jaar later publiceert hij zijn bevinding met veel bombarie in de Dental Cosmos, het meest prestigieuze tandartsenblad in die tijd. Voor tandartsen wordt de ideale beet het doel om na te streven. Kritische vragen uit de beroepsgroep blijven achterwege. Pas driekwart eeuw later krijgen panels van onafhankelijke wetenschappers de opdracht al het bestaande wetenschappelijke onderzoek door te vlooien op zoek naar bewijs. Maar dat vinden ze niet.

‘Een mooie smile alleen
is geen behandeldoel’

In 1987 publiceert orthodontist Herman van Beek onder de titel ‘Orthodontie: luxe?’ een artikel in het Nederlands Tandartsenblad. Hij hoopt zijn collega’s met de controversiële vraagstelling te prikkelen. Het tijdschrift TandartsPraktijk blikt er twintig jaar later, in 2007 op terug: ‘Maar het bleef oorverdovend stil. De tandartsen haalden hun schouders over het onderwerp op en gingen over tot de orde van de dag.’ Van Beek is dan net benoemd tot hoogleraar orthodontie. In een poging om opnieuw de discussie over het onderwerp te openen, staat dezelfde titel boven zijn toespraak. Deze keer heeft hij het vraagteken weggelaten en stelt onomwonden: ‘Orthodontie is luxe.’ Van Beek zegt in zijn oratie dat er ‘een overdreven nadruk op esthetiek’ is: ‘Een mooie smile alleen is geen behandeldoel.’ Het percentage kinderen met ‘ernstige malocclusies’, waarbij de bovenste en onderste kiezen niet goed ten opzichte van elkaar staan, is hooguit 20 procent. De andere 20 procent – de helft van álle kinderen met een beugel – heeft medisch gesproken geen beugel nodig.

Ook Albert Feilzer, hoogleraar algemene tandheelkunde aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), schat in dat een beugelbehandeling bij de helft van de kinderen in Nederland puur cosmetisch is. Vaak gaat het simpelweg om tanden die niet helemaal kaarsrecht staan en waarvan het kind geen klachten heeft. ‘Ik weet niet of je dat overbehandeling moet noemen, want schoonheid kan ook een onderdeel zijn van het welbevinden. Maar het valt wel in dezelfde categorie als lippen opspuiten, borstvergrotingen en liposuctie.’
De andere helft heeft wel degelijk functieproblemen, vertelt hij. Kaakstandafwijkingen en aangeboren aandoeningen als een spleet in de lip, kaak en verhemelte zijn daar voorbeelden van. Een beugel is ook nodig als tanden en kiezen de weg kwijtraken tijdens het doorbreken en naburige tanden en kiezen dreigen te beschadigen. In die gevallen, zegt Feilzer, is het belangrijk dat het kindergebit op tijd wordt beoordeeld. ‘Een beugel kan de groei van de kaak proberen te remmen of van richting laten veranderen. Bij volwassenen kan dat niet meer. Als je dan nog problemen hebt met de kaakstand, kun je alleen nog naar de kaakchirurg, die de kaak op een bepaalde manier moet doorzagen en weer vastschroeven. Dat zijn zeer ingrijpende operaties.’

Commerciële beïnvloeding
De Amerikaanse orthodontist Marc Bernard Ackerman, universitair hoofddocent aan de Harvard School of Medicine, stelt in 2010 in een kritisch artikel in het Journal of Medical Ethics dat een groot deel van de beugeladviezen op wetenschappelijk drijfzand is gebaseerd. In datzelfde jaar blijkt dat ook Nederlandse orthodontisten ermee in hun maag zitten. Anne Marie Kuijpers-Jagtman, hoogleraar orthodontie aan het Radboudumc in Nijmegen, waarschuwt in het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde dat commerciële beïnvloeding bij de beroepsgroep van orthodontisten en tandartsen op de loer ligt. Er moet evidence based gewerkt worden, maar hoe? Onderzoeksgeld is er ook al niet te vinden. De orthodontie is een buitenbeentje in de medische wereld, aldus de Nijmeegse hoogleraar, ‘en collectebussen voor scheve tanden bestaan helaas niet’.

Statisticus Maarten van Smeden, universitair docent epidemiologische methoden aan UMC Utrecht, bekeek de literatuur op verzoek van de Volkskrant. Hij vindt dat de bevindingen van onderzoekers in de orthodontie vooral vragen oproepen. ‘Het is opvallend hoeveel matige studies er zijn en hoe groot het gebrek aan goed bewijs is.’ Hij denkt niet dat dat snel zal verbeteren: ‘Wie heeft er belang bij om dat onderzoek uit te voeren? De orthodontisten niet hoor!’

95 procent van de mensen heeft een gebit
dat in meer of mindere mate afwijkt van
het stokoude idee van de ideale beet

De criteria voor afwijkingen van ‘normaal’ zijn zó losjes geformuleerd dat elke kleine variatie wordt beschouwd als een potentieel gevaar voor de mondgezondheid, klaagden Duitse wetenschappers al eens in een vakblad. Want: 95 procent van de mensen heeft een gebit dat in meer of mindere mate afwijkt van het stokoude idee van de ideale beet. ‘Moeten we dan iedereen maar gaan behandelen?’, schrijven de critici. Ze verwijten de orthodontisten het ‘consensus-syndroom’: ze vinden dat er geen sprake is van een objectieve beoordeling, maar van een politiek proces waarin een select gezelschap de standaarden voor goede zorg bepaalt. ‘En die praktijk zou weleens bepaalde belangen kunnen reflecteren die in strijd zijn met medische overwegingen of de persoonlijke voorkeur van de patiënt.’

Nadelen van beugels 
Anno 2020 worden op websites van tandartspraktijken nog altijd wel de veronderstelde voordelen benoemd, maar lang niet altijd de mogelijke nadelen van beugels: flinke pijn in het begin (vooral bij volwassenen), problemen met het schoonhouden van het gebit, ophopingen van tandplak rondom de slotjes van de beugel en glazuurschade. Minstens de helft van de mensen die een beugel hebben gedragen – de percentages variëren sterk en overstijgen soms zelfs de 90 procent – blijft achter met witte vlekjes op de tanden, ontkalkingen van het tandglazuur omdat het rond de slotjes van de beugel lastig poetsen is. Soms herstellen die plekjes als de beugel eenmaal uit de mond is, maar helemaal verdwijnen doen ze niet.

Bij de helft van de mensen met een slotjesbeugel treedt er wortelresorptie op: de tandwortels worden een paar millimeter korter. Dat levert lang niet altijd problemen op, maar soms wel: pijn of, weliswaar in zeldzame gevallen, verlies van de kies of tand. En: na het dragen van een beugel is het nog niet klaar. Zonder voorzorgsmaatregelen gaan de tanden en kiezen van 80 procent van de patiënten na afloop van de behandeling weer schuiven. Om dat te voorkomen, krijgen de meeste mensen nog een dun metalen draadje of ‘spalkje’ achter de onder- en boventanden. Soms is er nog een periode nodig met een plaatjesbeugel of nachtbeugel. Vooral bij het ouder worden schuiven de tanden het liefst langzaam maar zeker terug naar hun oude uitgangspositie. Daarom zitten sommige veertigers, vijftigers en ook ouderen voor de tweede keer in de tandartsstoel voor een beugel, of het nu een slotjesbeugel is of een bijna onzichtbare aligner.

Klinische praktijk
Voorzitter Sjoerd Henneman van de Nederlandse Vereniging van Orthodontisten ziet in Nederland geen overbehandeling vanuit commerciële motieven. De circa driehonderd actieve orthodontisten zijn er, zegt hij, ‘uitstekend op getraind om een goede afweging te maken van de behandelnoodzaak’. Een internationale richtlijn, de zogeheten Index of Orthodontic Treatment Need, schrijft volgens Henneman voor wanneer een ingreep wel of niet nodig is. Ook hij wijst op de ideale beet als uitgangspunt van de orthodontie: ‘Het is net als met het fundament van een huis. Dat moet goed staan.’

Dat hard wetenschappelijk bewijs hierover iets is dat je met een lampje moet zoeken, erkent Henneman. ‘Degelijk wetenschappelijk onderzoek doen is moeilijk. Je zou eigenlijk honderdduizend kinderen met een beugel moeten laten rondlopen en honderdduizend niet, en dan tachtig jaar later kijken wat er is gebeurd. Dat is onuitvoerbaar. Wat we natuurlijk wel zien is dat bepaalde afwijkingen die niet behandeld worden gedurende het leven problemen gaan geven. Dat is niet hard te maken met wetenschappelijk onderzoek, maar we weten dat uit de klinische praktijk.’

Toch zijn er ook specialisten die zich zorgen maken over de vele beugelbehandelingen, zoals hoogleraar orthodontie Yijin Ren van het UMCG. Zij zag de afgelopen jaren in Nederland megaklinieken uit de grond schieten die onderdeel zijn van een keten. Die grote praktijken kunnen veel patiënten behandelen en dat doen ze dan ook. Ren: ‘Het tarief in Nederland is bijna het laagst in heel Europa. Om geld te kunnen verdienen, moet je dus veel patiënten behandelen. De praktijken van grote ketens hebben soms wel acht behandelunits. Dan gaat het hard.’

Vaak gaat het hier om ‘gewone’ tandartsen, die niet gespecialiseerd zijn in orthodontie. Orthodontisten hebben na de tandartsenopleiding van zes jaar nog een aanvullende opleiding van vier jaar gevolgd, maar zij hebben niet het alleenrecht op het plaatsen van beugels. ‘Elke tandarts die zich bekwaam acht, mag beugels plaatsen’, zegt Sjoerd Henneman. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat de kwaliteit minder is, zegt hij: ‘Er zijn tandartsen die de minder ernstige gebitsafwijkingen kunnen behandelen. Bij grotere problemen verwijst de tandarts als het goed is door naar de orthodontist.’ Ren is minder overtuigd. ‘Mogelijk zijn er tandartsen die onbewust onbekwaam zijn: daar hebben we geen zicht op. Nee, kwaliteitscontroles zijn er niet. De behandeling vindt plaats op basis van vertrouwen.’

Tandartsen zijn topverdieners
Dat vertrouwen lijkt goed beloond te worden: tandartsen zijn topverdieners. Van alle academici verdienen tandartsen na tien jaar werken met 132.100 euro per jaar het meest, zo blijkt uit het jaarlijkse onderzoek Studie en werk naar de arbeidsmarkt voor hogeropgeleiden van Elsevier en SEO Economisch Onderzoek. Ter vergelijking: het gemiddelde jaarinkomen na tien jaar voor álle afgestudeerden is 71.700 euro. In de top-25 van álle bestbetaalde banen – jaarlijks onderzoek van Elsevier en Berenschot – staat de orthodontist op de zesde plaats met een salaris van tussen de 9- en 12 duizend euro bruto per maand.

De beeldvorming zit de beroepsgroep ook niet mee: een experiment met vrije tarieven in de mondzorg in 2012 werd na zes maanden alweer beëindigd. Dat zou eigenlijk drie jaar duren: de toenmalige minister van Volksgezondheid Edith Schippers meende dat het loslaten van maximumtarieven positieve effecten zou hebben op de keuzevrijheid van mensen en op kwaliteit en service. Al in het eerste kwartaal bleek dat tandartsen wel erg dankbaar gebruikmaakten van de ruimte: de tarieven stegen in die korte tijd al met 9,6 procent, zo berekende de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). In het tweede kwartaal liepen de tarieven nog verder op, met 11,9 procent. Dat was de mokerslag voor het experiment. De Tweede Kamer wilde er zo snel mogelijk vanaf. Begin juli gaf Schippers met tegenzin gehoor aan de wens van de Tweede Kamer om het experiment voortijdig te beëindigen. En hoewel de tandartsen getergd reageerden – het NZa-rapport zou vol staan met methodologische fouten – was het einde oefening. Al gaf de Nationale Ombudsman de tandartsen achteraf gelijk.

Torenhoge materiaal- en techniekkosten
De recentste Monitor Mondzorg van de NZa (uit december 2018) veroorzaakte nog een extra deukje in het imago van de beroepsgroep. Terwijl de tarieven die tandartsen en orthodontisten mochten declareren waren verlaagd, bleek de omzet per patiënt juist gestegen. Dat kan niet aan het plaatsen van een beugel zelf liggen: daarvoor geldt een maximumtarief. Tandartsen zijn meer beugels gaan plaatsen, bevestigt de NZa. En zo blijkt uit het rapport: tandartsen brengen soms torenhoge materiaal- en techniekkosten in rekening.

Officieel werkt het zo: als tandartsen materialen en technieken inkopen, moeten ze de inkoopprijs een-op-een doorberekenen aan de patiënt. Maken ze materialen en technieken zelf, dan gelden de ‘prestaties en tarieven tandtechnieken in eigen beheer’ van de NZa. Daar verdient een tandarts dus niets op, in theorie. Maar onderzoek van de NZa brengt slimme constructies aan het licht: sommige tandartsen hebben een aparte bv opgericht voor de inkoop van materialen, die de tandartspraktijk dan voor een hogere prijs inkoopt – waarop dat hogere tarief vervolgens doorberekend wordt aan de zorgverzekeraar. Dat levert grote praktijkverschillen op: de goedkoopste tandartspraktijk declareert iets meer dan 395 euro, terwijl de duurste ruim 1.375 euro op de factuur zet. Ook valt op dat de registratie van die materiaal- en techniekkosten ‘niet juist’ is.

Het woord fraude neemt de Nza niet in de mond, maar de marktmeester zet wel grote vraagtekens bij de gang van zaken: ‘Er kán sprake zijn van zorgfraude, maar dat hoeft niet. Om dat te beoordelen, is meer onderzoek nodig’, aldus woordvoerder Erik Bloem. NZa-voorzitter Marian Kaljouw, gevraagd om een reactie, zegt ‘dat orthodontie te veel een verdienmodel is geworden’. ‘Voor patiënten is niet altijd duidelijk of een beugel nu medisch noodzakelijk is of niet. Het is essentieel dat patiënten hier objectieve informatie over krijgen. Als mensen om cosmetische redenen een beugel willen, is dat natuurlijk prima. Maar zij moeten niet onnodig ongerust worden gemaakt dat het later voor problemen zal zorgen als zij nu niets doen.’

Het woord fraude neemt de Nza niet in de
mond, maar de marktmeester zet wel grote
vraagtekens bij de gang van zaken

Gertjan Dicker, voorzitter van de sectie Tandarts Specialisten van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) wijst erop dat er eens in de vijf jaar visitaties plaatsvinden, waarbij gekeken wordt of tandartsen en orthodontisten aan de eisen voldoen. Volgens hem is de beroepsgroep niet money driven. ‘Tandartsen en orthodontisten hebben andere drijfveren. Esthetiek is natuurlijk wel onderdeel van het vak en hoort ook bij de mens, dat moet je niet verwaarlozen.’ Maar, zo erkent hij ook: of er overbehandeling plaatsvindt, kun je met visitaties niet zien. Dat veel websites van tandartsen en orthodontisten alleen mogelijke voordelen van een beugel benoemen en niet de nadelen en risico’s, vindt hij niet direct een bezwaar. ‘In een goed consult geeft de zorgverlener alle informatie.’

Daar neemt de NZa geen genoegen mee. Tandartsen moeten transparanter zijn naar patiënten over de opties in behandelingen, keuzes in materialen en technieken en de kosten daarvan. In de Monitor Mondzorg 2018 kondigt de zorgautoriteit al aan dat ze ‘hierop zal toezien en indien nodig haar handhavingsinstrumenten hiervoor zal inzetten’. Navraag door de Volkskrant leert dat sommige tandartsen al op de vingers zijn getikt, maar dat er vooralsnog geen boetes zijn opgelegd.

BEUGELS IN NEDERLAND: CIJFERS EN FEITEN

– Volgens de Nederlandse Vereniging van Orthodontisten (NvvO) krijgt zo’n 45 procent van de jongeren in Nederland een beugel: dat zijn er zo’n tweehonderdduizend. Ze concluderen dat op basis van cijfers van de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza). Dat percentage blijft min of meer stabiel: in 2013 lag het volgens de gepensioneerde hoogleraar orthodontie Herman van Beek nog op 40 procent.

– Een beugel kost voor een kind volgens gegevens van de zorgverzekeraars meestal tussen de 2.500 en 3.500 euro. Een beugel voor een kind wordt alleen vergoed vanuit de basisverzekering als er sprake is van een zeer ernstige afwijking, zoals schisis of grote groeistoornissen in het gezicht. Aanvullende verzekeringen bieden vaak wel een vergoeding voor een beugel, zowel voor kinderen als voor volwassenen.

– Een beugel voor volwassenen kost niet zelden tussen de 3.000 en 4.000 euro. Zij kiezen vaker voor een duurdere variant, zoals een beugel met keramische slotjes of een onzichtbare beugel, de zogenoemde aligners.

– Hoeveel volwassenen een beugel dragen, is niet bekend. Maar percentages op basis van declaratiedata die de Volkskrant kreeg van enkele grote zorgverzekeraars, schetsen een opmerkelijke trend. Zorgverzekeraar CZ (3,6 miljoen verzekerden) zag het percentage volwassenen dat kosten voor beugels heeft gedeclareerd de afgelopen vier jaar met 32,4 procent toenemen. Onder de 17 jaar namen de aanvragen voor een beugelvergoeding eveneens toe, met 5,9 procent. Ook bij zorgverzekeraar VGZ (4 miljoen verzekerden) werd flink aanspraak gemaakt op beugelvergoedingen: 6,5 procent meer bij kinderen en 16 procent bij volwassenen in vier jaar tijd.

BETER AF MET EEN BEUGEL?

De Amerikaanse orthodontist John W. January roept zijn collega’s al in de jaren vijftig op om ouders te vertellen dat ‘de mond de psychologische sleutel naar geluk’ is. De beloften zijn groot. Meisjes zouden een betere kans maken op de huwelijksmarkt. Vanaf de jaren zeventig explodeert het aantal studies van orthodontisten die claimen dat een beugel meer zelfvertrouwen geeft. Bij kinderen zou een orthodontische behandeling niet alleen hun tanden mooier maken, maar ook hun persoonlijkheid verbeteren. Een onderzoek stelt zelfs dat scheve tanden ‘een van de ergste handicaps’ is. De auteur, de Amerikaanse socioloog Frances Cooke MacGregor, benadrukt dat zelfs kleine afwijkingen forse psychologische schade kunnen veroorzaken. Dergelijke uitspraken worden met groot enthousiasme begroet en krijgen volop de ruimte in de studieboeken van orthodontisten. In dezelfde periode verschijnen aan de lopende band onderzoeken die de claims naar het rijk der fabelen verwezen, maar die krijgen veel minder aandacht.

Veel tandartsenpraktijken en orthodontische klinieken, ook Nederlandse, melden het desondanks nog altijd op hun website: een behandeling met een beugel heeft een positief effect op het zelfvertrouwen en het zelfbeeld. Ook nu nog lukt het wetenschappers niet om die uitspraak hard te maken. Sterker nog: uit een Australische studie die groepen mensen jarenlang volgde, rolde in 2019 een tegengesteld resultaat: mensen die géén beugel hadden gedragen, bleken volgens hoofdonderzoeker Esma Doğramaci, hoogleraar orthodontie, juist ‘significant optimistischer’ in het leven te staan dan mensen die wel een orthodontische behandeling hadden ondergaan. Het is duidelijk, zegt ze: andere factoren zijn veel belangrijker voor levensgeluk en zelfvertrouwen dan een kaarsrecht gebit. Scheve tanden blijken niet schadelijk voor de levensvreugde.

En dan de andere claims: minder gaatjes (rechte tanden zijn gemakkelijker te poetsen), een betere mondgezondheid en meer zelfvertrouwen? Ook daar ontbreekt het bewijs. Wereldwijd is het wetenschappers niet gelukt om het eens te worden over een stevig causaal verband tussen een beetje scheve tanden en tandplak, ontstekingen en tandvleesproblemen. Roken en een slechte mondhygiëne, die veroorzaken wél duidelijk tandproblemen.

MIJN BEUGEL EN IK (1)

Jacqueline Sluiter (50): ‘In het begin verging ik van de pijn’

‘Naarmate ik ouder werd, begonnen mijn tanden steeds schever te groeien. Als ik lachte, hield ik vaak mijn hand voor mijn mond. Als foodstylist kom ik geregeld op de foto. Ik wilde gewoon weer shinen. Tegen de orthodontist zei ik dat ik graag zo’n onzichtbare beugel wilde, een aligner. Dat raadde hij me af. Omdat ik veel met allerlei kruiden en specerijen werk, dacht hij dat de beugel zou gaan verkleuren. Dus werd het toch een slotjesbeugel. In het begin kon ik wel huilen van de pijn. Mijn hele mond voelde beurs en ik had hoofdpijn. In het begin at ik vooral yoghurt, soepjes en stamppotten. Ik viel ook 4 kilo af omdat ik geen Franse worstjes en versgebrande nootjes van de markt meer kon eten. Toegegeven: dat vond ik niet zo verkeerd. In augustus mag de beugel eruit. Daarna krijg ik nog een nachtbeugel. Ik ben gedurende het hele proces ontzettend goed begeleid door de orthodontist. En ik verheug me erg op het resultaat. Toch zou ik er niet opnieuw voor kiezen, tenminste: niet op deze leeftijd. De puntjes metaal waar de elastiekjes aan vast zitten, veroorzaken bijvoorbeeld wondjes aan de binnenkant van mijn wang. De ergste pijn ging na drie dagen wel weg, maar de kleine ongemakken bleven.’


Röntgenfoto van Jacqueline Sluiters gebit voor ze een beugel kreeg

 



Jacqueline Sluiter met beugel, een half jaar nadat die is geplaatst

 

Orthodontist Robbert Leenen (ArnhemOrtho, Arnhem):

‘Jacqueline wilde een beugel op haar eigen verzoek. Ze ergerde zich al jaren aan een paar tanden die wat scheef stonden. De wortels staan redelijk recht in het kaakbot. De voortanden staan ietsje naar voren gekanteld, maar verder ziet het er redelijk goed uit. Beneden staan de tanden iets schever, maar ook daar valt het mee. Mijn patiënt was zelf vooral niet tevreden over een snijtand rechts die wat gedraaid stond.

‘De tweede foto is een half jaar na plaatsing van de beugel gemaakt. Het is belangrijk om te kijken hoe de wortels van tanden en kiezen reageren op de verplaatsing in het bot. Hier zijn geen gekke dingen te zien: alles ziet er goed uit. Er is geen sprake van wortelresorptie, oftewel het korter worden van de wortels, een verschijnsel dat soms optreedt na het plaatsen van een beugel. Ten opzichte van de eerste foto zie je hier dat de tanden en kiezen meer ruimte hebben gekregen. Dat hoort ook zo: de orthodontist draait de tanden als het ware eerst uit elkaar en daarna weer – recht – naar elkaar toe.’

(Röntgenfoto geplaatst met toestemming patiënt)

MIJN BEUGEL EN IK (2)

Rodrigo Monreal Caballero (37)

‘Mijn broer en zus hadden vroeger een beugel, bij mij was dat niet nodig. De laatste jaren werd mijn gebit ineens slecht. Mijn tanden stonden niet recht en mijn tandvlees was rood en gevoelig, waardoor ik mijn gebit niet goed kon schoonmaken. Een vriendin die orthodontist is, raadde me een slotjesbeugel aan. Zij heeft me doorverwezen naar een collega. Mijn vriend heeft ook een beugel gehad. Bij hem is die er nu uit, maar een tijdlang hadden we allebei een slotjesbeugel. Onze vrienden maakten daar weleens grapjes over. Dat ik en mijn vriend Efrem elkaar hebben ontmoet bij die vriendin die orthodontist is, maakt het extra bijzonder. In het begin had ik wel wat pijn, maar na een paar dagen ging het al een stuk beter. Wel moest ik mijn eten vaak in kleine stukjes snijden. Ook heb ik kleine wondjes in mijn mond door het dragen van de beugel. Wat ik verrassend vind, is dat ik na vijf maanden al echt verschil zie: mijn tanden staan al rechter. Ik hoop dat ik mijn gebit na het dragen van de beugel beter kan schoonmaken, zodat mijn tandvlees geen pijn meer doet en niet meer bloedt.’

MIJN BEUGEL EN IK (3)

Hanne Nicolaï (11): ‘Mijn vriendinnen zijn blij voor me’

‘Ik heb boven een tand die heel ver naar achteren staat. Daarom heb ik in januari een beugel gekregen met een plaatje tegen het gehemelte. Aan de voorkant zie je een ijzerdraadje zitten. Ik vond het wel spannend. Ik heb soms érge spanning en soms léúke spanning: dit was leuke spanning. Mijn vriendinnen waren blij voor me. Het is leuk dat mijn gebit er mooier uit gaat zien. Ik ben best wel bezig met mijn uiterlijk. Dat vind ik wel belangrijk, ja. Nadat ik een beugel had gekregen, vond ik het niet meer zo leuk. Ik vind het vervelend dat ik mijn beugel uit moet doen als ik ga eten. Ik moet de beugel ’s nachts ook dragen. Als ik slaap, heb ik er geen last van. Maar als de beugel strakker is gezet, doet het pijn. Dan word ik er wakker van. Ik hoop dat mijn tanden straks niet meer scheef zijn. Mijn gebit hoeft niet kaarsrecht te staan. Als het maar wat rechter wordt, is het goed.’

MIJN BEUGEL EN IK (4)

Alexander (12): ‘Je moet er rustig de tijd voor nemen’

‘Vorig jaar heb ik een kleine maand eerst een kaakverbredingsbreugel gedragen. Mijn bovenkaak staat ten opzichte van de onderkaak wat naar achteren. Ook staan mijn tanden niet helemaal recht. Daarom draag ik sinds zes maanden een slotjesbeugel. De behandeling vond ik niet vervelend. Eerst denk je dat je niet kunt slikken, maar je moet gewoon rustig door je neus ademen: dan gaat het goed. Ik heb geen last van mijn beugel. In het begin voel je veel druk tegen je tanden en soms kun je een schilletje van een appel niet zo goed kauwen. Dat vind ik niet erg. Mijn vrienden vonden het eerst een beetje raar dat ik een beugel kreeg. Nadat ik had uitgelegd waarom, was het oké. Met een beugel is het belangrijk dat je goed je tanden poetst. Daar neem ik rustig de tijd voor. Ik poets minstens twee en soms drie keer per dag, ongeveer 3 tot 4 minuten lang. Ik heb ook een speciaal borsteltje waarmee ik tussen de beugel in kan poetsen. Waarschijnlijk moet ik deze beugel nog wel twee jaar dragen. Ik verwacht dat ik daarna misschien geen perfect, maar wel een goed gebit heb.’

Tandarts voor orthodontie, Bibi Becking (Praktijk Gentsestraat, Den Haag):

‘Van jongens in de leeftijd van Alexander weten we dat de onderkaak nog flink gaat groeien. Bij Alexander is de onderkaak al vrij groot en de bovenkaak eerder smal. Daarom heeft hij eerst een kaakverbredingsbeugel gekregen voor boven. Op de eerste röntgenfoto zie je dat het erg druk is in de mond. De hoektanden zitten klem in de bovenkaak. Ook heeft Alexander linksboven (op de foto rechts, red.) een voortand in een kruisbeet. Dat betekent dat de boventand verder naar achteren staat dan de ondertand op dezelfde plek, zodat de tanden niet goed op elkaar komen. Of dat erg is? Dat weten we niet goed, maar het belemmert de normale kauwfunctie en maakt poetsen lastiger. Esthetisch kan het vast wel een probleem vormen. Op foto twee zie je de slotjesbeugel zitten en zien we dat de boventanden meer ruimte hebben gekregen. Hij krijgt ook nog een beugel voor de onderkaak: je ziet daar twee melkkiezen zitten die flinke wortels hebben en er niet uit willen. Die melkkiezen moeten eruit, want ze blokkeren nu de nieuwe kiezen. Rechts zie je zelfs dat de wortel van de eerste kies de melkkies als het ware in een houdgreep heeft. Na het trekken van de melkkiezen en de beugel voor de onderkaak komt alles netjes op zijn plek.’

Op verzoek van een van de geïnterviewden is de achternaam verwijderd.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de Volkskrant (24 juli 2020). © Aliëtte Jonkers

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je me nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen waardering € -