Tranen op de werkvloer zijn onprofessioneel, zeker als die vloer zich in een ziekenhuis bevindt. Dokters horen niet te huilen. Of toch? Een groeiende groep artsen wil korte metten maken met het taboe op tranen. 

Mag een arts huilen in het bijzijn van een patiënt? Is dat professioneel, gepast en ethisch? Om deze vragen te beantwoorden, riep prof. dr. Ad Vingerhoets, die als klinisch psycholoog al meer dan twintig jaar onderzoek doet naar waarom en wanneer mensen huilen, in het artsenblad Medisch Contact dokters op om zijn enquête in te vullen. Hij wilde weten of er nog altijd een taboe rust op huilen in het bijzijn van de patiënt. Wellicht, stelt hij, is dat een overblijfsel uit de tijd dat de geneeskunde nog een mannenbolwerk was.
De respons van dokters was groot. Binnen een paar weken ontving Vingerhoets 1.068 reacties van dokters: 746 van vrouwen, 322 van mannen. Studenten geneeskunde waren voorzichtiger: 302 co-assistenten reageerden, waarvan 232 vrouwen en 70 mannen. Allemaal zeiden ze hetzelfde: eindelijk mogen we hierover praten.

Een paar weken later verschijnt op het forum Reddit.com een foto van een arts, die naar buiten is gegaan nadat hij zojuist een 19-jarige patiënt heeft verloren. De jonge dokter is huilend ineengezakt in de regenachtige nacht. Met één hand houdt hij zich vast aan een betonnen muur.  De foto gaat viraal: over de hele wereld posten artsen én patiënten de foto op Twitter, Facebook en internetforums. Op zijn site Kevinmd.com verklaart de populaire, bloggende Amerikaanse arts Kevin Pho – hij heeft meer dan 120.000 volgers op Twitter – waarom de foto razendsnel over internet gaat. ‘De fotograaf vangt een schrijnend moment in een stoïcijns beroep, waarin dokters opgeleid worden om emotioneel op afstand te blijven. Deze voyeuristische foto onthult de emotionele realiteit van het artsenvak en verbindt ons in alledaagse menselijkheid.’ Ook stelt hij: ‘In de geneeskunde is huilen onprofessioneel. Dat moet veranderen. Nu.’

‘De politie krijgt
professionele
nazorg, de
chirurg krijgt
koffie. Bizar’

Het gaat zoals zij het wil. Ze neemt afscheid van haar man en kinderen, ik laat de middelen inlopen en ze glijdt weg de dood in. Ze ligt er rustig bij. Ik zie haar nog voor me, het zachte avondlicht op haar dode gezicht. Even later sta ik op de gang te klappertanden en te snikken. Broeder Ed geeft me thee en komt bij me zitten. ‘Gaat het een beetje? Wat goed van je, dit valt niet mee, hè?’ Euthanasie valt niet mee. En nee, het went niet, ook niet als je het vaker doet. Het wordt alleen maar moeilijker. Tot het niet meer gaat. (Longarts Mariska Koster in ‘Arts heeft eenzaam beroep’, Medisch Contact)

Mariska Koster (51) was meer dan elf jaar longarts in het Deventer Ziekenhuis. Haar aandachtsgebied: longkanker. Veel van haar patiënten moest ze vertellen dat ze dood gingen. Soms voerde ze op één dag wel zeven slechtnieuwsgesprekken. Dat maakte haar bijna kapot. Ze stopte met haar werk als longarts in het ziekenhuis en werd medisch adviseur bij een grote zorgverzekeraar. Het duurde anderhalf jaar voor ze haar verhaal in Medisch  Contact kon opschrijven.

Ik, specialist achter het bureau, professioneel, warm, empathisch, rustig. Een baken van rust in een zee vol ellende. Maar ergens achter in de spreekkamer sta ik zelf geluidloos te gillen.

Koster schetst het beeld van de dokter die alles overziet. Na een paar weken imiteren co-assistenten het gedrag van hun opleider: vaak is dat een arts die geleerd heeft om zijn emoties niet te tonen. Zo wordt het stokje van de onfeilbare dokter, die zichzelf moet weten te redden, overgedragen op de volgende generatie artsen. Inherent aan dit zelfbeeld is solitair zijn, eenzaamheid zelfs, stelt Koster. ‘Een dokter vraagt geen steun. Dat maakt de geneeskunde een ontmenselijkend vak.’

MASSAAL MEEHUILEN
Vooral een onverwachte dood – van soms jonge mensen – en euthanasie hebben een grote emotionele impact. Mariska Koster: ‘Het vak roept emoties op. En het wordt tijd dat we dat eens erkennen.’ Dat gebeurt ook wel, maar incidenteel. Zo geeft artsenfederatie KNMG in trainingen en workshops wel aandacht aan het bespreken van lastige casussen, maar is er van sectorbrede psychologische nazorg nog geen sprake.
Koster wijst op het hoge aantal artsen met symptomen van burn-out: maar liefst 40 procent, volgens allerlei studies. Zij denkt dat er een verband is tussen die cijfers en het verouderde en deels zelf aangeprate ideaalbeeld van de onverschrokken operatiekamerheld, die overal tegen moet kunnen. ‘Voor de politie en de brandweer is er na een traumatische gebeurtenis professionele nazorg, de chirurg krijgt koffie. Ik vind het bizar dat het welbevinden van dokters volstrekt aan henzelf wordt overgelaten, terwijl zij verantwoordelijk zijn voor kwetsbare en zieke mensen. Dat is eigenlijk helemaal niet zo professioneel. Je ziet dan ook vaak dat artsen zich terugtrekken, zich als een botte hork gaan opstellen of verslaafd raken: aan alcohol, seks of medicijnen.’
Koster pleit er niet voor dat artsen massaal met hun patiënten gaan meehuilen. Integendeel zelfs: ‘De erkenning dat je ook als arts emoties mag hebben, is wat anders dan ongecontroleerd in huilen uitbarsten in de spreekkamer. In dat laatste geval ben je de controle kwijt en val je uit je professionele rol. Dan moet een arts zich afvragen: wat is er met mij aan de hand dat ik hier zo heftig op reageer?’

Iemand die regelmatig met vochtige ogen in de spreekkamer zit, is Marjan van Dijk, internist-oncoloog in ZorgSaam Ziekenhuis in Terneuzen. Twee weken geleden gebeurde het nog, vertelt ze. ‘Ik moest een vrouw vertellen dat haar kanker was uitgezaaid en dat ze niet meer beter zou worden. Haar echtgenoot zat naast haar, een stoere vent. Hij reikte naar haar hand en ze begonnen samen te huilen. Ook ik had tranen in mijn ogen. Niks mis mee, vind ik. Ik vind het ook niet onprofessioneel. Sterker nog: patiënten waarderen het enorm als ze zien dat hun verdriet ook jou raakt. Dan hebben ze niet het gevoel dat ze nummer 581 in de rij zijn.’
Ook Van Dijk zal niet in snel in gierende snikken uitbarsten bij een patiënt. Het blijft ingetogen: glanzende ogen, misschien een biggelende traan over een wang, even de neus snuiten. Meer vertoon van emotie is ongepast, stelt ze. ‘Het is tenslotte niet jóuw partner die daar dood ligt te gaan.’
Toch is het wel eens gebeurd. Een patiënt op de intensive care met wie ze een bijzondere band had, een jonge man van haar eigen leeftijd, werd van de beademing gehaald: het ging niet meer. De behandeling werd gestaakt. Toen ze telefonisch het nieuws doorkreeg, barstte Van Dijk in huilen uit, op de gang in het ziekenhuis. Ze schaamt zich er niet voor. Integendeel: het ergste in haar werk vindt ze dat ze geen tijd meer heeft om een emotionele band met haar patiënten op te bouwen. In haar opleiding tot specialist lukte dat nog wel: tijdens het visite lopen trok ze een stoel naast het bed om wat te kletsen met haar patiënten. Ze verdiepte zich in de mens achter de patiënt. ‘Nu lukt dat niet meer, vooral door de toenemende bureaucratie in de zorg en alle regeltjes van zorgverzekeraars.’

Van Dijk besloot een lied op te nemen om haar patiënten te laten weten dat ze weliswaar niet fysiek altijd bij hen kan zijn, maar wel in gedachten bij hen is. Ze schreef zelf de tekst: Ga niet weg van mij, op de melodie van Ne me quitte pas van Jacques Brel. Er staan zinnen in als ‘Onder deze zware last / Houd ik je stevig vast / Want wij blijven wij / Ook in deze tijd / Onze liefde zal / Overwinnen bovenal / Zelfs al raak ik je kwijt’ en: ‘Ik bouw ons een fort / Van mijn armen sterk / Van ons levenswerk / Niets maakt dat kapot’. De video staat op YouTube, met de arts zelf – wazig – in beeld.
De manier waarop Van Dijk zich profileert, doet denken aan de Amerikaanse huisarts Pamela Wible. Zij doet niet aan ‘professionele distantie’, maar zoent en knuffelt haar patiënten, die haar op hun beurt ‘Pamela’, ‘honey’ of ‘sweetie’ noemen. In haar TEDtalk How to get naked with your doctor legt de flamboyante dokter uit waarom: veel artsen die hun emoties niet tonen, plegen zelfmoord. In haar vrije tijd helpt ze suïcidale artsen om te gaan met de emoties die het artsenvak met zich mee brengt. De American Medical Student Association beloonde Wible met de 2015 Women Leaders in Medicine Award.

WANKEL EVENWICHT
Absurd, vindt Cees Renckens, vrouwenarts in ruste en oud-voorzitter van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Zowel de oproep van Koster om professionele nazorg voor artsen te institutionaliseren (‘zij heeft gewoon de verkeerde beroepskeuze gemaakt’) als de juichende reacties van haar collega’s en de video van internist-oncoloog Van Dijk vindt hij belachelijk. ‘Het is zielig doen, dat gejammer dat het vak emotioneel zo zwaar is. Dat hadden ze van tevoren moeten bedenken. Ook ik heb in mijn carrière vele slechtnieuwsgesprekken gevoerd. Daarna kon ik gewoon weer fluitend op de fiets naar huis.’
Het stuit Renckens tegen de borst dat artsen die kritiek leveren op het pleidooi voor meer emotie als ‘ongevoelige collega’s’ worden neergezet. Hij verwijst naar een vaak geciteerd adagium: ‘maximale toenadering met behoud van distantie’ van de in 1967 overleden psychiater Henricus Cornelius Rümke. ‘Het is een wankel evenwicht, dat je goed moet bewaren. In mijn eigen carrière heb ik nooit gehuild. Ik vind het volkomen ongepast dat een arts zijn emoties de vrije loop laat. Nee, ook een enkele traan hoort niet. Het is schadelijk voor de patiënt. Die krijgt de neiging om de dokter te gaan  troosten of denkt: als zelfs de dokter huilt, dan moet het wel héél erg met me gesteld zijn. Een arts moet gelijkmoedigheid en rust uitstralen, kenmerken die je aan hoort te leren in de artsenopleiding.’

‘De kunst is
een gepaste
traan op het
juiste moment
te plengen’

De reactie van Renckens past bij de uitkomsten van het onderzoek van Ad Vingerhoets. De ‘huilprofessor’ meldt dat ‘mannen een negatievere attitude hebben ten aanzien van huilen tijdens patiëntcontact dan vrouwen’. Komt het door de feminisering van de geneeskunde dat er opeens aandacht is voor de tranen van de dokter? Dat is mogelijk, zegt Vingerhoets: ‘Vrouwen zijn meer geneigd te huilen als uiting van hulpeloosheid. Bovendien hebben vrouwen een lagere huildrempel. Traditiegetrouw leert de man zelfvertrouwen te hebben, problemen rationeel te benaderen en controle te ontwikkelen. Van vrouwen worden andere kenmerken verwacht, die meer op het emotionele vlak en in de relatiesfeer liggen.’
De kunst is, volgens Vingerhoets, om ‘een gepaste traan op het juiste moment’ te plengen. Dat geldt ook voor mannen. Vingerhoets schreef al eens: ‘De Amerikaanse president George Bush was het  populairst toen hij, net na de aanslag op het World Trade Center in New York, in tranen het Amerikaanse volk toesprak en hun meldde dat hun pijn ook de zijne was. Julius Caesar was een huilebalk, de filosofen Voltaire en Jean Jacques Rousseau waren notoire jankers, en de Britse oorlogspremier Winston Churchill stond bekend als “the most weepy politician of all times”, en ook de eerste Bush die Amerikaans president was, kende talloze momenten dat hij het niet droog hield.’

SUPERMANSTATUS
Getimed geween of spontaan gesnik: opvallend is het grote aantal zorgprofessionals dat na Vingerhoets’ oproep aan de bel trok. ‘Veel mensen schreven me hoe belangrijk het was dat hier nu eindelijk aandacht voor is’, zegt de Tilburgse hoogleraar. ‘In de beroepsgroep bestaat duidelijk grote behoefte aan het bespreekbaar maken van de tranen van de arts.’ Volgens Mariska Koster is er evenwel nog een lange weg te gaan. ‘Dokters denken nog steeds dat ze moeten vasthouden aan de supermanstatus. Daarnaast zijn ze gewoon niet zo goed in het reflecteren op hun eigen emoties. Dat komt in de opleiding ook niet ter sprake. En dat terwijl sommige gebeurtenissen ronduit traumatiserend zijn. Artsen in opleiding vinden het nog altijd niet raar dat ze een operatie tot in den treure moeten oefenen, maar een gesprek voeren over het levenseinde komt nauwelijks aan bod. Als we menselijke dokters willen houden, moet het besef komen dat professioneel georganiseerde onderlinge steun in dit zware beroep noodzakelijk is.’

Ga naar opzij.nl/dokter voor de TEDtalk van Pamela Wible en het lied van Marjan van Dijk

Dit artikel is gepubliceerd in Opzij nr. 9, september 2015 (©).

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je me nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen waardering € -