Is je cliënt in de thuiszorg een JOZI (jong, oud, zwanger of immuungecompromitteerd) en loopt er een huisdier rond? Dan zijn er speciale maatregelen nodig om te voorkomen dat de hond, kat of papegaai des huizes een infectieziekte overbrengt, zo blijkt uit een nieuwe Canadese studie.1

Mevrouw Van Duin is een dame van 78 met veel reumatische vergroeiingen. Ze heeft X-benen, in zo’n ernstige mate dat haar knieën voortdurend tegen elkaar aan zitten. Daardoor is ze moeizaam mobiel. Ze heeft een eigengereid karakter en zeer duidelijke opvattingen over hoe ze haar leven wil leiden. Een van die duidelijke opvattingen betreft haar kat Charlie, die haar overal in huis volgt en ’s nachts bij haar in bed slaapt. Ze wil geen kwaad woord horen over de grote, zwart-witte kater, die overigens zelf ook lichamelijk beperkt is: sinds hij een dwarslaesie opliep door een val van een schutting, loopt hij net zo moeilijk als mevrouw Van Duin.
Charlie is daarnaast behept met dezelfde koppigheid als zijn bazin. Als zij hem beneden wil opsluiten om zichzelf ’s morgens in de badkamer te verzorgen, laat hij weten hier niet van gediend te zijn. Hij zet zijn nagels in het been van mevrouw Van Duin, dat toch al veneus insufficiënt is. Wijkverpleegkundige Marina Wiskerke ziet al snel dat het been van de oude dame nog meer gezwollen is dan anders en erg rood ziet. Het been is pijnlijk en warm en mevrouw Van Duin vertoont griepachtige verschijnselen. Het wondje aan haar been wil maar niet genezen. Bij Marina gaan alarmbellen rinkelen: zou er sprake kunnen zijn van wondroos, veroorzaakt door de kat? 
Mevrouw Van Duin wil er niets van weten. De wijkverpleegkundige mag niet eens suggereren dat Charlie iets te maken heeft met het niet-genezende wondje en het rode, gezwollen been. Uiteindelijk bevestigt een kweek het vermoeden van Marina: wondroos. De huisarts schrijft antibiotica voor. Met haar cliënte maakt Marina duidelijke afspraken: de kat komt niet meer boven, waar de verzorging van de wond plaatsvindt. Ze maakt duidelijk dat ze begrijpt dat de kat heel belangrijk is voor mevrouw Van Duin, maar dat ze haar cliënte ook wil beschermen tegen gezondheidsrisico’s. De wijkverpleegkundige zorgt voor een schone werkomgeving en een schone opbergplek voor de verbandmiddelen en het beddengoed. Ze vervangt het normale absorberende verband door een afdekkende wondfolie, om geen porte d’entrée voor een nieuwe bacterie te creëren. Daarna geneest de wond binnen enkele weken volledig.

Bacteriën, schimmels en virussen
bij dieren kunnen bij gezonde
volwassenen niet zoveel kwaad 

Ziekten die van dier op mens overgedragen worden, heten zoönosen. In theorie kunnen huisdieren meer dan zeventig verschillende infectieziekten op mensen overbrengen.1 Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat bacteriën, schimmels en virussen die bij dieren aanwezig zijn bij volwassen gezonde mensen over het algemeen niet zoveel kwaad kunnen.2,3 Hun afweersysteem is voldoende uitgerust om zich tegen die potentiële ziekteverwekkers te verweren. Anders is het bij de JOZI’s (Jong, Oud, Zwanger of Immuungecompromitteerd).Kinderen onder de 5 jaar, 65-plussers, zwangeren en mensen met een verzwakt immuunsysteem – bijvoorbeeld cliënten die een behandeling ondergaan met chemotherapie, corticosteroïden zoals prednison of andere medicijnen met een ongunstig eff ect op de afweer) lopen meer risico. In sommige gevallen kan een zoönose zelfs fatale gevolgen hebben.5,6
Verpleegkundigen in de thuiszorg kunnen dit doemscenario helpen voorkomen, stelt ook Sandra van Hoeven-Dekkers, sociaal verpleegkundige infectieziektenbestrijding bij GGD Hart voor Brabant. ‘Veel verpleegkundigen zijn nog onvoldoende op de hoogte van ziekten die van dier op mens kunnen overgaan. Voor MRSA en Q-koorts is veel aandacht, maar bijvoorbeeld leptospirose – vaak veroorzaakt door ratten of oppervlaktewater waarin ratten voorkomen – het hantavirus en allerlei soorten huidschimmels zijn al minder bekend. Ook zien wij regelmatig gevallen van psittacose oftewel papegaaienziekte.’

Multiresistente bacterie
Iemand die eveneens regelmatig op het spoor komt van een zoönose, maar dan aan de kant van het dier, is Tjerk Bosje, specialist interne geneeskunde voor dieren. In de dagelijkse praktijk merkt hij dat veel mensen hun huisdier bepaalde gedragingen toestaan die niet gezond zijn: ‘Dan heb je het bijvoorbeeld over dieren die bij mensen in bed slapen en ze in het gezicht likken. De meeste mensen realiseren zich niet welke ellende ze daarmee kunnen afroepen; over zichzelf óf over een ziek familielid. En andersom kan een mens een dier besmetten: zo hadden we onlangs in de praktijk een hond met een gebroken poot. Na het plaatsen van een metalen plaat ontstond er een infectie die terug te voeren was op een multiresistente bacterie bij het baasje.’
De uitspraak van de Amersfoortse dierenspecialist dat huisdiereigenaren onvoldoende hygiënisch met hun hond of kat omgaan, strookt met de resultaten uit wetenschappelijk onderzoek. Volgens een Nederlandse studie laat 50 procent van de huisdiereigenaren zich in het gezicht likken door hun hond of kat. Bij 60 procent mag het huisdier de slaapkamer in; 45 procent van de honden en 62 procent van de katten mag op het bed komen. En 18 procent van de honden en 30 procent van de katten mag bij hun baasje onder het dekbed slapen.7 Mensen en dieren in dezelfde huishoudens delen al dezelfde huidflora. Maar vooral honden en katten kunnen ook resistente, ESBL producerende darmbacteriën overbrengen. Deze bacteriën komen bij 45 procent van de gezonde honden in de ontlasting voor. Van de katten met diarree heeft 25 procent deze moeilijk te bestrijden bacteriën in de ontlasting.8 Omdat honden en katten regelmatig hun achterste likken, kunnen de bacteriën gemakkelijk op mensen overgebracht worden als de eigenaren hun dier in het gezicht laten likken of hun hond of kat kusjes geven. Dat laatste brengt nog een ander risico met zich mee: de transmissie van bepaalde Helicobacter soorten, die maagaandoeningen bij mensen kunnen veroorzaken.9.

Infecties door beten
In totaal zijn er vier soorten pathogenen die een zoönose kunnen overbrengen en daarmee een kwetsbare patiënt in gevaar kunnen brengen: bacteriën (zoals MRSA, Pasteurella multocida, Bartonella soorten, Capnocytophaga soorten, Clostridium difficile, Campylobacter jejuni, Leptospirosa interrogans, Salmonella en ESBL-producerende organismen), parasieten (zoals Toxoplasma gondii), schimmels (zoals Microsporum canis en Trichofyton-infecties) en virussen (zoals het hantavirus of het in Nederland en Vlaanderen zeer zeldzame rabiës).1 Verwondingen en infecties door beten van dieren zijn het grootste risico voor kwetsbare patiënten.1 Maar zoals hiervoor beschreven kunnen dus ook pathogenen in ontlasting, urine, speeksel of mondholte van honden en katten ernstige gevolgen hebben. Bij reptielen als schildpadden, die verantwoordelijk zijn voor 11 procent van alle Salmonella infecties bij mensen jonger dan 21, is direct contact niet eens noodzakelijk voor een zoönotische transmissie. In de Canadese review1 wordt een levensbedreigende situatie beschreven van een vijfjarig meisje met leukemie dat ernstig ziek werd nadat ze met haar zusje, dat wel in aanraking was geweest met de schildpad van het gezin, in bad had gezeten.

Aanbevelingen
Huisdieren kunnen dus, naast troost en plezier, risico’s opleveren voor JOZI’s. Verpleegkundigen in de thuiszorg kunnen hun cliënten bewust maken van de risico’s door duidelijke adviezen te geven, zegt Sandra van Hoeven-Dekkers. ‘Ten eerste: zorg dat een patiënt zijn handen wast na contact met een huisdier. Dit geldt ook voor de verpleegkundigen. Houd de nagels van de patiënt kort. Katten en andere huisdieren horen niet op het aanrecht. En ze horen ook niet, hoe gezellig ook, in bed. Een ander advies is om braaksel, urine en ontlasting van huisdieren direct op te ruimen. Voorkom bijt- en krabwonden. Maak beten en krassen veroorzaakt door een kat, hond of konijn onmiddellijk schoon en desinfecteer ze. En laat huisdieren niet likken in het gezicht en zeker niet aan wonden. Adviseer een jaarlijkse of halfjaarlijkse gezondheidscheck bij de dierenarts om de hond of kat onder meer te laten ontwormen.’ De Canadese studie raadt hoogrisicopatiënten ook aan om handschoenen te dragen bij het schoonmaken van aquariums, kattenbakken en vogelkooien (en daarna de handen te wassen) en elk contact te vermijden met exotische dieren, reptielen, kuikens en jonge dieren op kinderboerderijen.1 Zet geen vogelkooi naast het bed van een zieke patiënt. Andere aanbevelingen zijn: vermijd contact met dieren die diarree hebben en adviseer de gezinsleden om de hond tijdens het wandelen geen poep van andere honden te laten eten. Kwetsbare patiënten mogen bovendien niet in de buurt komen van rauw vlees en rauwe dierlijke producten die sommige eigenaren hun huisdieren voeren. Specialist in interne geneeskunde voor dieren Tjerk Bosje raadt daarnaast aan om na te vragen of de dieren tijdig zijn gevaccineerd en ontwormd. ‘Huisdieren gezond houden is uiteindelijk ook voor het baasje gezonder.’

KADER 1:

WELKE ZOÖNOSEN ZIJN MELDINGSPLICHTIG?
Verschillende zoönosen zijn meldingsplichtig conform de WPG (Wet Publieke Gezondheid), 2008. De arts die de diagnose stelt, doet melding bij de arts infectiebestrijding van de GGD. De GGD kan bron- en contactonderzoek uitvoeren en, al dan niet samen met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, in sommige gevallen overgaan tot het bemonsteren van huisdieren. Op de site van het RIVM (www.rivm.nl) is de folder ‘Melding van infectieziekten’ te downloaden. In Vlaanderen doe je een melding bij de dienst Infectieziektenbestrijding van de Vlaamse Gemeenschap in de provincie waar de ziekte zich voordoet. Zie ook de folder ‘Meldingsplichtige infectieziekten in Vlaanderen’ op de website van het Agentschap Zorg en Gezondheid van de Vlaamse overheid: www. zorg-en-gezondheid.be.

KADER 2:

Meest voorkomende pathogenen bij zoönosen

Pathogeen Bij welke dieren Incidentie Ernst van de ziekte bij hoogrisicopatiënten
Bacteriën
Campylobacter soorten Honden, katten Hoog Laag
Multiresistentie bacteriën (MRSA, MRSP, ESBL-producerende darmbacteriën) Alle dieren Variabel Variabel
Pasteurella soorten Honden, katten Regelmatig Matig ernstig
Salmonella (alle soorten) Alle dieren, vooral amfibieën, reptielen en in rauwe dierlijke producten Regelmatig Matig ernstig
Bartonella soorten Katten, knaagdieren,konijnen, honden Laag (waarschijnlijk ondergerapporteerd) Laag tot hoog
Capnocytophaga canimorsus, C. cynodegami Honden, katten Laag Matig ernstig
Leptospira soorten Honden (soms katten), knaagdieren Laag Matig ernstig
Chlamydia psitacci (Papegaaienziekte), komt voor bij wilde en tamme vogels, vooral papegaai-achtigen (kromsnavels) Laag Matig ernstig
Streptobacillus moniliformis, Spirillum minus Ratten Laag Matig ernstig
Helicobacter soorten (met uitzondering van Helicobacter pylori) Katten, honden, varkens Laag, maar ondergerapporteerd Matig ernstig
Parasieten
Giardia duodenalis Honden, katten Regelmatig Laag
Rondwormen (Vooral jonge) honden en katten

 

Laag tot regelmatig, afhankelijk van geografie Laag tot hoog (vooral bij jonge kinderen)
Haakwormen (Vooral jonge) honden en katten Laag tot hoog (afhankelijk van geografie) Laag
Toxoplasma gondii Katten (ook voer en omgeving) Regelmatig Hoog
Cryptosporidium soorten Honden, katten en mogelijk vogels Regelmatig Matig ernstig
Schimmels
Dermatofyten (Microsporum Canis, Trichophyton mentagrophytes) Katten Hoog Laag
Virussen
Hantavirus Muizen, Ratten Laag Hoog

Noten

1 Stull J, Brophy J, Weese JS. Reducing the risk of pet-associated zoonotic infections. Doi: 10.1503/cmaj.141020. CMAJ cmaj.141020; published ahead of print April 20, 2015.

2 Stull JW, Peregrine AS, Sargeant JM, et al. Pet husbandry and infection control practices related to zoonotic disease risks in Ontario, Canada. BMC Public Health 2013;13:520.

3 Glaser CA, Angulo FJ, Rooney JA. Animal-associated opportunistic infections among persons infected with the human immunodefi ency virus. Clin Infect Dis 1994;18:1424.

4 Vertaling van de Engelse aanduiding YOPI (Young, Old, Pregnant, Immunocompromised).

5 Hung CC, Hung MN, Hseh PR, et al. Risk of recurrent nontyphoid Salmonella bacteremia in HIV-infected patients in the era of highly active antiretroviral therapy and an increasing trend of fl uoroquinolone resistance. Clin Infect Dis 2007;45:e60-7.

6 Gradel KO, Norgaard M, Dethlefsen C, et al. Increased risk of zoonotic Salmonella and Campylobacter gastroenteritis in patients with haemotological malignancies: a populationbased study. Ann Hematol 2009;88:761-7.

7 Overgaauw PA, van Zutphen L, Hoek D, et al. Zoonotic parasites in fecal samples and fur from dogs and cats in the Netherlands. Vet Parasitol. 2009;163:115-22. DOI: 10.1016/j. vetpar.2009.03.044.

8 Hordijk J, Schoormans A, Kwakernaak M, et al. High prevalence of fecal carriage of extended-spectrum b-lactamase/AmpC-producing Enterobacteriaceae in cats and dogs. Front. Microbiol. 4:242. doi: 10.3389/fmicb.2013.00242.

9 Haesebrouck F, Pasmans F, Flahou B, et al. (2009). Gastric helicobacters in domestic animals and nonhuman primates: the agents and their signifi cance for human health. Clin. Microbiol. Rev. 2009; 22, 202-223.

Ook met dank aan prof. dr. Freddy Haesebrouck, hoogleraar veterinaire bacteriologie en myvologie, Universiteit Gent (B).

Dit artikel is in het juli/augustusnummer 2015 van Nursing gepubliceerd (©).

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je me nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen waardering € -